Home » Nieuws » De stille leegloop van de maakindustrie

De stille leegloop van de maakindustrie

Nederland was ooit een trotse maaknatie. Denk aan de DAF-fabrieken, de scheepswerven, de chemische reuzen in het zuiden. Vandaag klinkt er iets anders door de industriehallen: stilte. Wat is er aan de hand? Waarom verdwijnt de ene fabriek na de andere? En wat betekent dit voor de toekomst van ons land als productie-economie?

De cijfers liegen niet

Sinds het tweede kwartaal van 2022 is de industriële productie in Nederland structureel aan het dalen. In het tweede kwartaal van 2023 lag de productie 9,5% lager dan een jaar eerder. Alleen Estland deed het slechter in de EU. En ook in het eerste kwartaal van 2025 is er, ondanks een kleine opleving in maart, nog steeds sprake van een dalende lijn in vrijwel alle sectoren.

De transportmiddelenindustrie kreeg de grootste klap. In december 2024 kromp de productie daar met maar liefst 15,8%. Ook de chemische sector en machinebouw noteerden forse minnen. Alleen de voedingsmiddelenindustrie en installatiebranche bleven enigszins overeind.

Je vraagt je misschien af: is dit tijdelijk? Is het een nasleep van corona of geopolitieke onrust? Deels. Maar er speelt meer. Dit is niet alleen conjunctuur – dit is structuur.

Waarom vertrekken fabrieken?

Een belangrijk deel van de verklaring ligt in het concept ‘offshoring’. Bedrijven verplaatsen onderdelen van hun productie naar het buitenland. Niet omdat ze willen, maar omdat ze moeten concurreren op een wereldmarkt waar arbeidskosten, milieuregels en subsidies flink verschillen. Tussen 2018 en 2020 deden bijna 500 Nederlandse bedrijven dat. Vooral administratieve functies en management werden verplaatst, maar ook fysieke productie schuift op richting Midden- en Oost-Europa of Azië.

Daarbij komt een ander fenomeen: vergrijzing en personeelstekort. Technisch geschoold personeel is schaars. Jonge mensen kiezen minder vaak voor een carrière in de maakindustrie, deels door het imago van zwaar, vies of onzeker werk. De ironie? Juist deze sector investeert veel in innovatie, robotisering en verduurzaming.

De vergelijking met de rest van Europa

Wat opvalt is hoe hard Nederland achteruitgaat in vergelijking met andere EU-landen. De gemiddelde industriële krimp in Europa was 0,2% in Q2 van 2023. In Nederland: 9,5%. Dat verschil is fors. Het roept de vraag op of we onze eigen industrie onvoldoende beschermen of stimuleren.

Duitsland, traditioneel onze grootste handelspartner en industriegrootmacht, kent ook uitdagingen, maar behoudt meer productie op eigen bodem. Een kwestie van visie? Of van beleid?

De rol van technologie en schaal

De industrie verandert snel. Machines worden slimmer, fabrieken kleiner maar efficiënter. Lokale productie met 3D-printing, digitale ketens en flexibele assemblagelijnen biedt kansen, juist voor een land als Nederland dat niet kan concurreren op volume maar wel op precisie en innovatie.

Toch lukt het veel kleinere fabrieken niet om hierin mee te bewegen. De schaal ontbreekt om te investeren in nieuwe systemen. Banken zijn terughoudend. Risico’s worden gemeden. En zo verdwijnt weer een fabriek uit een middelgrote stad – vaak stilletjes, zonder protesten, zonder collectieve rouw.

Wat raakt ons als land?

Een land zonder maakindustrie wordt afhankelijk. Van buitenlandse leveranciers, van politieke stabiliteit elders, van logistieke netwerken die steeds vaker onder druk staan. Denk aan de chiptekorten tijdens corona, of aan de recente spanningen in scheepvaartroutes. Als we niets meer zelf maken, maken we ons kwetsbaar.

Maar er is ook een sociaal component. Industrie biedt werk op alle niveaus, creëert regionale trots en houdt steden vitaal. Wat blijft er over als deze banen verdwijnen? Wie vangt de klap op?

Tijd voor strategische keuzes

De oplossing ligt niet in nostalgie, maar in strategie. We moeten durven kiezen voor een slimme industrie: hightech, circulair, mensgericht. Dat vraagt samenwerking tussen overheid, onderwijs en ondernemers. En misschien ook een andere mindset: minder uitbesteden, meer herwaarderen.

In deze context zou Nederland zich kunnen positioneren als ‘het Zwitserland van de maakindustrie’: kleinschalig, hoogwaardig, betrouwbaar. Niet de goedkoopste, maar wel de beste. Is dat ambitieus? Zeker. Maar het alternatief is een land van distributiecentra en dataservers – geen productieland meer, maar een doorvoerland.

Zonder fabriek, geen fundament

Fabrieken zijn meer dan gebouwen met machines. Ze zijn ankers in onze economie. Ze verbinden mens en technologie, regio en wereldmarkt. Hun verdwijning is geen bijzaak. Het is een fundamentele verschuiving.

De vraag is dus niet óf we iets moeten doen, maar hoe snel. En wie nog het lef heeft om te kiezen voor een toekomst waarin Nederland blijft maken.


Bronnen:

  • CBS – Productie industrie daalt hard vergeleken met EU (2023)
  • CBS – Productie industrie december 2024 / maart 2025
  • CBS – Offshoren van diensten (2022)
  • CBS – Industrie in cijfers